donderdag 29 juli 2010

Het ware Rusland?

U dacht dat ik het had opgegeven, niet? Ik geef toe, het is niet eenvoudig om over je leeservaringen te schrijven. En ook het lezen, dat wil wel eens stokken: er zijn nog zoveel andere dingen te doen. Maar opgeven? Nee, daarvoor is Tolstoy te machtig.

En het gaat razendsnel; het is natuurlijk niet de bedoeling dat ik de hele roman op deze blog ga navertellen, maar toch moet ik mezelf een beetje situeren in het verhaal. Ik sta nu, na 143 bladzijden, aan de poort van hoofdstuk II. Die hoofdstukken zijn gelukkig verder onderverdeeld in paragrafen, scènes zo je wil, en daarvan heb ik er nu 25 achter de rug. In die scènes is heel wat gebeurd en hebben we nu alle belangrijke spelers ontmoet. Over Pierre Bezoechov had ik het al. We kwamen ook Andrej Bolkonski tegen, die de held zou zijn geweest als Oorlog & Vrede een pulproman was geweest; in de film (die van King Vidor dan) is hij dat ook: de gladgeschoren Mel Ferrer. Maar Tolstoy haalt dat meteen onderuit: Andrej bekent aan Pierre dat hij ongelukkig gehuwd is - hoewel de buitenwereld in de wolken is van zijn zwangere echtgenote Liza. We zullen merken dat ook Andrejs militaire carrière, hoewel succesvol, hem niet gelukkig maakt.

En dan is er de familie Rostov. Ook met hen zullen we 1600 bladzijden lang te maken krijgen. Tolstoy is niet alleen meesterlijk in het portretteren van karakters, met de familie Rostov slaagt hij erin een bijzonder complex familieportret te schetsen. Dit is een familie om van te houden, ook al is ze duidelijk verre van perfect. En dat is misschien al de eerste les die Tolstoy ons in dit boek voorhoudt: niets is perfect, maar dat is geen reden om niet gelukkig te zijn. Graaf Rostov kan zijn geld niet beheren, de gravin heeft tal van kleine kantjes, en hun kinderen zijn stuurs, naïef, kleingeestig of arrogant. Maar Tolstoy minacht niemand, en dat maakt het zo bijzonder.

Wat gebeurt er verder? O ja, de oude graaf Bezoechov sterft, en maakt zijn bastaardzoon Pierre tot enige wettige erfgenaam. Andrej brengt zijn vrouw, die hoogzwanger is, naar het familiedomein ver buiten de stad waar ze eenzaam zal worden achtergelaten in de handen van haar schoonvader - streng en niet tot liefde in staat - en haar schoonzus - geterroriseerd door haar vader en fanatiek religieus. Zelf vertrekt hij naar de oorlog, want die staat nu echt voor de deur...

*
*           *

woensdag 7 juli 2010

Eh bien, de opening

Oorlog & Vrede, een meesterwerk, nee hét meesterwerk van de Russische literatuur, begint in het Frans. En niet, zoals bij dat andere Russische monument, Evgeni Onegin, gewoon met een Frans citaat als motto, nee, met een hele dialoog in het Frans. Zou een Frans boek ooit met een Russische dialoog beginnen? Het is erg twijfelachtig.

Het is ook geen erg vlot lopende zin, die openingszin. Dat Tolstoy wel degelijk openingszinnen van formaat kon schrijven, bewijst zijn andere meesterwerk Anna Karenina. 'Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.' Die heeft ongeveer dezelfde status als, bijvoorbeeld, 'It is a truth universally acknowledged, that a single man in possession of a good fortune must be in want of a wife.' (Pride & Prejudice, moest u nog twijfelen).

Maar de openingszin -het is eigenlijk niet echt een zin, de dame die hem uitspreekt ratelt maar wat aan elkaar- is wél heel functioneel. We worden meteen het verhaal ingezogen, net als vorst Vasili, de man die aan de deur staat van Anna Pavlovna en deze woordenbrij over zich heen krijgt:
- Eh bien, mon prince, Gênes et Lucques ne sont plus que des apanages, landgoederen, de la famille Buonaparte. Non, je vous préviens que si vous ne me dites pas que nous avons la guerre, si vous vous permettez encore de pallier toutes les infamies, toutes les atrocités de cet Antichrist (ma parole, j'y crois) - je ne vous connais plus, vous n'êtes plus mon ami, vous n'êtes plus mijn trouwe slaaf, comme vous dites. Maar wees welkom, wees welkom. Je vois que je vous fais peur, gaat u zitten en vertelt u eens.
Samen met vorst Vasili komen we zo de salon van Anna Pavlovna binnen, en is meteen de historische achtergrond geschetst (de Napoleontische oorlogen), én is de sfeer gezet. Het is de sfeer van de vroeg-negentiende eeuwse salons, waar de hypocrisie de hoogste deugd is. Een groot deel van de roman zal zich trouwens in die salons afspelen, dus het is belangrijk dat de lezer meteen de regels uitgelegd krijgt die hij daar moet volgen. Iedere aanwezige op zo'n salon speelt een rol, en is zich daarvan ook erg bewust. Tolstoy verwijst er regelmatig naar: al op pagina twee wordt van vorst Vasili gezegd dat hij 'met de regelmaat van een klok dingen zei waarvan hij niet eens wilde dat men ze geloofde.' De vorst spreekt ook 'altijd lijzig, als een acteur die een rol in een oud toneelstuk opzegt.'

Wie zijn rol duidelijk niet kent, is de jonge Pierre Bezoechov die ook op het feestje aankomt, na een lang verblijf in het buitenland. Hij verstoort de geoliede machine die zo'n salon is, waarbij de gastvrouw ervoor zorgt dat iedereen geamuseerd blijft door de discussie overal gaande te houden en in te grijpen wanneer ze uit de hand dreigt te lopen. Pierre, boordevol idealen, beseft niet dat de 'filosofen' die in het salon worden geserveerd (als waren het maaltijden) voor entertainment moeten zorgen, interessante ideeën waarover de belangrijke gasten uit de losse pols hun betweterige opmerkingen op kunnen loslaten. Pierre wil in discussie gaan, en Anna Pavlovna moet al haar vakkennis in stelling brengen om te voorkomen dat haar salon in chaos verzeilt.

Heeft Pierre in het salon geen duidelijke rol, in de roman heeft hij die wel: hij is de sleutelfiguur, de centrale spil, niet zozeer van de actie en de plot maar wel van de diepere inhoud van het boek. Pierre is de zoekende, de naïeve idealist; in het hypocriete salon is hij totaal gedesoriënteerd, maar ook in andere situaties zal hij zelden op zijn gemak zijn.

In dit eerste tableau van ongeveer 30 bladzijden lang hebben inmiddels een tiental personages de revue gepasseerd. De meerderheid zullen we later in het verhaal terug tegenkomen; niet voor niets heeft de editie die ik nu lees een lijst met de belangrijkste personen uit de romans, én bovendien een appendix met korte nota's over de historische personages. Ik had me voorgenomen om zelf ook een notaboekje aan te leggen over iedereen die ik tegenkom, maar misschien is het daarvoor nu, na amper 30 bladzijden, al te laat.

zondag 4 juli 2010

Herlezen, of niet herlezen?

Toen het boek uit was (we waren inmiddels 6 weken verder, 6 weken waarin ik vakantie had en toch vroeg opstond, speciaal om te kunnen lezen) begon het voor mij pas echt. Na Oorlog & Vrede ben ik opnieuw een echte lezer geworden, heb ik de draad opgepikt waar ik die op ongeveer 16-jarige leeftijd had laten liggen - de klassieke leeftijd waarop, volgens studies, bibliotheken hun jeugdige lezers verliezen. Sindsdien heb ik massa's boeken verslonden, spannende, leuke, diepzinnige, luchtige en zwaarwichtige, maar vooral veel 'klassiekers'. En sindsdien antwoord ik op de vraag naar m'n beste boek steeds met Oorlog & Vrede. Het boek heeft alles, het is een volledige wereld die erin wordt beschreven. Universeel. Net als de Negende symfonie van Ludwig van Beethoven, bijvoorbeeld.

Een paar maanden nadat het boek uit was (ik had inmiddels al drie of vier andere boeken verslonden) merkte ik dat ik er nog steeds mee bezig was: ik droeg het boek mee, dacht er voortdurend over na, of herinnerde me soms plots passages. Ik besefte dat ik nog niet klaar was met Oorlog & Vrede. Ik zou het moeten herlezen. Maar dat heeft zware gevolgen: als ik me opnieuw aan die 1200 bladzijden moet zetten, dan kan ik gedurende enkele maanden niets nieuws meer lezen, en er zijn nog zoveel andere klassiekers die ik ook allemaal wil lezen. Toen nam ik het wijze besluit om mezelf wel toe te laten om Oorlog & Vrede te herlezen, maar slechts éénmaal per tien jaar.

Die tien jaar zijn in 2010 dus om. En ik kijk er al sinds eind 2008 naar uit, om opnieuw te kunnen beginnen lezen. Ik besloot ook om een nieuw exemplaar te kopen (het vorige was trouwens niet van mij maar van m'n ouders), en dat eveneens elke 10 jaar te doen. In maart kocht ik in die fantastische Groene Waterman de prachtige uitgave in Van Oorschot's Russische Bibliotheek. Op de wikkel staat ongegeneerd te lezen: "complete tekst, 1652 pagina's" - want inderdaad, er is soms nogal gesnoeid in Tolstoy's tekst. Later daarover misschien meer op deze blog, waarin ik verslag zal uitbrengen van mijn herlezing.

Want het blijft spannend: hoeveel herinner ik me nog van het vorige boek? Vind ik het nog steeds zo goed als 10 jaar geleden? Lezen is een solitaire bezigheid, maar als je je leesplezier kan delen dan wordt het wel een groepsgebeuren. Misschien krijgen jullie gaandeweg ook wel zin om Oorlog & Vrede te gaan lezen, of een ander boek te (her)lezen en daarover te gaan vertellen? Dat zou mooi zijn, daar zou Tolstoy blij om zijn.

Ik ga eraan beginnen. Ik ga zodadelijk de plastic folie weghalen van m'n nieuwe exemplaar, waarvan de 2 volumes al sinds maart staan te wachten, en kennismaken met het boek. De bladeren voelen, kijken naar de letters, ruiken aan het papier.

*
*       *

Bij wijze van aanloop

In de zomer van het magische jaar 2000 legde ik de laatste hand aan mijn licentiaatsthesis (wat nu een masterscriptie heet). Als ik me niet vergis was de deadline 4 augustus; in tweede zit dus, maar dat was voor een thesis vrij normaal. De race om die deadline te halen was, zoals meestal, slopend: schrijven, schrappen, herschrijven; prentjes toevoegen; computers die vastlopen; prentjes er terug uit; alles afdrukken; prentjes apart afdrukken en tussenvoegen; het geheel netjes laten inbinden; en dan, net op tijd, alles afgeven op het secretariaat aan de Blandijnberg in Gent.

Terug thuis heb ik eerst een tijdje liggen suffen. Maar al snel kreeg ik zin om wat te gaan lezen. Vier jaar lang had ik vooral gelezen omdat het moest: cursussen, boeken en artikels, de ene keer al wat moeilijker dan de andere, soms interessant maar meestal niet, en bijna nooit spannend. Ik herinnerde me dat ik vroeger heel veel las. De parochiebibliotheek om de hoek was de eerste bron, daar vond ik de boekjes van Pietje Puk zo leuk. Later gingen we naar de openbare bibliotheek, waar ik bewerkingen vor de jeugd van De drie musketiers en Robinson Crusoe ontdekte. Echte avonturenverhalen, heel spannend. En nog later, de schoolbibliotheek, met echte jeugdliteratuur van Jan Terlouw en Tonke Dragt enzovoort, maar ook al echte volwassen literatuur. Ik weet niet meer wat ik toen allemaal gelezen heb. Maar ik herinnerde me, op die zomerdag in 2000, dat ik vroeger heel graag las, dat ik het geweldig vond om in een boek te kruipen en alles om me heen te vergeten. En dat gevoel wou ik terugvinden.

Ik ging voor de boekenkast staan, en kreeg het dikste en zwaarste boek in het oog: Oorlog & Vrede, van Leo Tolstoy. Een klassieker. Dé klassieker, zou je zelfs kunnen zeggen. Ik nam het boek in handen. De pagina's waren flinterdun, de tekst was gezet in een klein corps. Het rook ook een beetje vreemd, zoals de meeste boeken die in de jaren '70 zijn gedrukt. Ik drukte het aan m'n hart, ging in de tuin zitten, en kwam terecht in het Rusland van de negentiende eeuw.

*
*       *