maandag 2 augustus 2010

Vakantie in Oostenrijk?

Wat me zo boeit aan Tolstoy - ik zei het al eerder, geloof ik - is de immense subtiliteit in z'n schrijven. Wanneer Tolstoy z'n lezers iets wil meegeven, dan zorgt hij dat ze dat zelf ontdekken. Tenminste, als ze de juiste antennes hebben om het op te pikken. Ik betwijfel of ik die 10 jaar geleden al had, eigenlijk.

Vandaag wil ik een voorbeeldje geven van die subtiliteit. Met hoofdstuk II zijn we in de oorlog beland; maar ook in Oostenrijk. We zitten namelijk in de zogenaamde Derde Coalitie: Napoleon had zichzelf even daarvoor tot keizer gekroond, en daarmee elke democratische schijn die hij daarvoor nog ophield afgeworpen. Werd hij voorheen door de grote mogendheden gezien als een bedreiging van de stabiliteit van Europa, nu werd hij een regelrecht gevaar van de integriteit van de nationale staten. Nadat Groot-Brittannië Napoleon op zee versloeg (Trafalgar!) trok de keizer met het beroemde Grande Armée op tegen Oostenrijk. Bij Ulm werd de Oostenrijkse generaal Mack in de pan gehakt, en het Russische leger had nu geen andere keus meer dan terug te trekken om Wenen te verdedigen. Daar staan we in het verhaal.

U ziet, het helpt om toch de historische achtergronden wat te volgen. Tolstoy geeft daar heel veel van mee, en de geschiedenis van de Napoleontische oorlogen zou parate kennis moeten zijn voor elke Europeaan, maar in geval van nood kan Wikipedia een aardige hulplijn vormen.

De subtiliteit waar ik het in het begin van deze bijdrage over had, wil ik illustreren met een kort fragment. We zijn met het Russische leger ordelijk aan het terugtrekken naar Wenen, en we komen aan de stad Enns waar een brug ligt over de rivier, die ook de Enns heet en verderop in de Donau uitmondt. Oorlog & Vrede kan ook een beetje als een reisgids beschouwd worden.
Het was een warme en regenachtige herfstdag. Het wijde vergezicht dat zich ontvouwde vanaf de hoogte waarop de Russische batterijen stonden die de brug moesten verdedigen, werd plotseling verhuld door een mousselinen gordijn van schuine regen, om zich daarna ineens weer te openen, en in het zonlicht kon men zelfs in de verte voorwerpen zien glanzen alsof ze met lak bedekt waren. In de diepte was een stadje te zien met witte huizen en rode daken, met een kerk en met een brug aan weerszijden waarvan de Russische troepen in drommen marcheerden. Bij een kromming van de Donau waren schepen te zien, een eiland en een kasteel met een park, omgeven door het water van de Donau en de op deze plaats erin uitmondende Enns. Men zag de rotsachtige, met dennenbos overdekte linkeroever van de Donau tegen een geheimzinnige verte van groene toppen en blauwachtig-schemerende kloven. Men zag de torens van een klooster die uit een wild, schijnbaar ongerept dennenbos oprezen, en meer naar voren op de berg aan de zijde van de Enns waren de patrouilles van de vijand te zien.
Krijgt u ook zo'n schokje als u, op het einde van de uitgebreide natuurbeschrijving, plots de vijand ziet opduiken? Het hele tafereel ademt een gespannen rust uit: er is het contrast tussen de natuur en het optrekkende, maar al bij al ordelijke leger; en plots zijn daar die vijandige patrouilles die als derde speler tussenkomen. De patrouilles zijn duidelijk geen verrassing voor de Russen: die hebben hen al een tijdje in de gaten. Maar voor de lezer komt het als een kleine verrassing. Dat is Tolstoy's meesterschap. Heerlijk toch!

*
* *