vrijdag 24 december 2010

Terug naar de toekomst

Een boek herlezen is een beetje als in de toekomst kijken: je weet wat er gaat gebeuren. Net als bij een historische film: de Duitsers verliezen de Wereldoorlog, Jeanne d'Arc eindigt altijd op de brandstapel, de Titanic zinkt altijd en de Apenplaneet blijkt altijd de Aarde te zijn. Al is dat laatste misschien (nog) geen historische film.

Bij het herlezen van Oorlog & Vrede wordt dat effect verdubbeld: niet alleen weet iedereen die een beetje met geschiedenis vertrouwd is hoe de Napoleontische expeditie in Rusland afloopt, van alle persoonlijke levensverhalen die de achtergrondgeschiedenis doorkruisen weet de herlezer ook al hoe ze aflopen. Toch weet Tolstoy het verhaal spannend te houden. En net als kinderen die naar een poppenkastvoorstelling kijken, roep je (inwendig) mee: "Natasja, pas toch op voor die Anatole!" (je wéét wat de verschrikkelijke gevolgen zullen zijn), en "Nee, Natasja, denk aan je verloofde!" (je wéét dat ze hem zal vergeten), en "Nee! Ga niet met hem mee!" (en je bent opgelucht als Sonja een stokje steekt voor de schaking).

Ik ben er nog steeds niet achter hoe dat precies in zijn werk gaat, dat spannend houden van dingen waar je de afloop al van weet. Ook bij horrorfilms speelt dat effect soms een beetje mee. En het wordt nog spannender. Ik ben enkele dagen geleden eindelijk in het tweede volume gestart, bij het derde boek. Dit tweede deel gaat enkel over Oorlog, terwijl in het eerste deel vooral de Vrede heerste - een veldslag hier of daar niet te na gesproken.

Zoals te verwachten begint Tolstoy weer met een globaal overzicht van de gebeurtenissen. In de tweede helft van Oorlog & Vrede nemen die bespiegelingen een steeds grotere plaats in (omdat Tolstoy op het einde van het boek nog niet alles had gezegd, nam hij nog een ruime epiloog op die alleen uit dat soort geschiedsfilosofische gedachten bestaat).

De boodschap is eigenlijk heel duidelijk. Tolstoy is pacifist, en gelooft niet dat de geschiedenis wordt bepaald door grote figuren (Napoleon en Koetoezov). Eigenlijk is hij een voorloper van de chaostheorie: de geschiedenis wordt gemaakt door honderdduizenden mensen die al dan niet bewust bepaalde beslissingen nemen of niet nemen, en die allemaal met evenveel recht de oorzaak kunnen worden genoemd van, bijvoorbeeld, de slag bij Borodino. Tolstoy bewijst overtuigend dat de historici die deze veldslag als een keuze van één van de beide legeraanvoerders voorstellen, het bij het verkeerde eind hebben. Als historicus spreken zo'n bespiegelingen mij natuurlijk bijzonder aan.

Maar ook als lezer is het best te genieten, wat Tolstoy daar doet. Hij geeft de lezer het gevoel de hele geschiedenis voor zijn ogen te zien gebeuren: het toneel is de wereld, en wij zijn toeschouwers. De vergelijking met een grote symfonie (de Negende van Beethoven, de Negende van Mahler) is niet te ver gezocht: ook Beethoven en Mahler probeerden 'alles' te omvatten.

donderdag 16 december 2010

Karakterdiepte

Het blijkt toch wel erg moeilijk te zijn om een boek te herlezen en tegelijkertijd erover te bloggen. Ik merk dat mijn vorige bericht al bijna drie maanden oud is; in tussentijd heb ik wel voortgelezen, maar dat ging traag. Steeds waren er nieuwe boeken die om aandacht vroegen - of, in sommige gevallen schreeuwden. Lezen geeft ook steeds zin om méér te gaan lezen.

In de nieuwe winkel van Het Paard van Troje in de Antwerpse Volkstraat - die eerst een paar maanden functioneert als outletstore (vroeger zeiden we 'ramsj' maar dat is niet meer zo hip) - in Het Paard van Troje dus, kocht ik voor amper 7,50 euro het mooie boek 'Geschiedenis van de Russische literatuur' van professor Emmanuel Waegemans. Eigenlijk is het gewoon een mooi uitgegeven cursus, maar echt de moeite waard voor wie meer wil weten over de voorgangers en navolgers van Tolstoy, Dostoevsky en de anderen. En dus: kopen, lezen, en Tolstoy zelf die blijft weer even liggen. 'De Leesziekte' werd dat in het achttiende-eeuwse Duitsland genoemd: een verslaving. Meer. Méér! MEER!

Vereist het dus al enige discipline om bij Tolstoy te blijven en verder te lezen in Oorlog & Vrede, het schrijven over dat lezen is nog veel moeilijker. Ik lees voornamelijk 's avonds in bed (ongezond, ik weet het, hopelijk heb ik over niet al te lange tijd een echte leesfauteuil), wat het bijzonder onpraktisch maakt om zelfs de beste ideeën coherent op papier te zetten om er later een blogtekst van te maken. Misschien was dit toch niet zo'n geweldig goed idee...

In elk geval, van enkele van die aantekeningen herinner ik me enkele dagen later toch nog genoeg om erover te vertellen. Vandaag wil ik het hebben over de karakterdiepte van Tolstoy. Tolstoy is een meester in het neerzetten van personages: met enkele trekjes wordt duidelijk met wat voor iemand we te maken hebben. Tolstoy moet een geweldig goed observator geweest zijn. Het is meesterlijk te zien hoe hij met allerlei subtiliteiten de personages introduceert, én ze laat evolueren. Dat is natuurlijk het duidelijkst bij de hoofdfiguren: Pierre Bezoechov, Andrej Bolkonski en de stilaan opgroeiende Natasja Rostov. Maar ook kleinere karakters zoals Berg en Vera zijn duidelijk veranderd wanneer ze, na honderden bladzijden, terug opduiken. Hun karakters worden niet ver uitgewerkt, we weten niet precies hoe ze leven en denken, maar toch zijn ze van vlees en bloed: je kan je voorstellen hoe ze zijn, je kan dat wat Tolstoy niet vertelt zelf invullen naar eigen goeddunken, maar binnen de krijtlijnen die hij heeft uitgezet.

Er is echter één uitzondering, één personage dat regelmatig opduikt maar toch nooit menselijk wordt: Dolochov. Dolochov vertegenwoordigt het immorele in de mens, hij speelt de rol van Mefistofeles. Hij is een gewetenloos officier die gokwedstrijden organiseert waarbij hij steevast vals speelt, en waarmee hij de jonge Nikolai Rostov de financiële afgrond induwt. Er lopen in Oorlog & Vrede wel meer 'slechteriken' rond, maar hij spant de kroon.

Dat wordt duidelijk als we hem vergelijken met zijn goede vriend, Anatole Koeragin, de broer van de verdorven Hélène, vrouw van Pierre Bezoechov. Anatole is een playboy van de zuiverste soort, hij verleidt vrouwen zonder zich iets van de gevolgen aan te trekken. Maar Tolstoy vertelt wel waarom dat zo is: Anatole is er zich absoluut niet van bewust dat hij iets verkeerds doet. Ook al kunnen we voor deze man geen sympathie opbrengen, we krijgen wel inzicht in wat hem drijft. Dat ontbreekt bij Dolochov helemaal.

Ik ben nu op een kantelmoment in de roman terechtgekomen (één van de vele moet ik zeggen). Tijdens een voorstelling in de opera is Natasja, die al haast een jaar smachtend wacht op haar verloofde Andrej Bolkonski, smoorverliefd geworden op Anatole Koeragin. De edele Bolkonski is op slag vergeten, en de naïve Natasja, die altijd de lieveling van de lezer is geweest, verandert in onze ogen in een hardvochtig kreng. Natuurlijk is het vooral de naïviteit die ons vroeger zo charmeerde, die ervoor zorgt dat ze niet gewapend is tegen de charmes van sprookjesprins Anatole.

Het wordt helemaal erg wanneer Anatole, met de hulp van Dolochov, een schaking op poten zet. Hij wil Natasja ontvoeren en een schertshuwelijk met haar aangaan (want, o schande, hij is eigenlijk al getrouwd, met een Pools boerenmeisje dat hij tijdens een veldtocht had verleid en bezwangerd). In deze hele onderneming is Dolochov de uitvoerende instantie: hij zorgt voor de onscrupuleuze priester die het valse huwelijk zal voltrekken, hij zorgt voor de koets, de paarden en de koetsier, én voor de gigantische bonten mantel waarin Natasja gewikkeld moet worden om haar tegen de kou (en het weglopen) te behoeden.

Maar net op dat moment is het toch wel Dolochov die Anatole aanraadt om er niet mee door te gaan. Als lezer zijn we dan even in de war: heeft deze duivel toch een geweten? Maar naarmate we verder lezen groeit het afgrijzen: Anatole wil of kan niet inzien dat wat hij wil doen, slecht is (hij is amoreel), terwijl Dolochov best weet dat het verkeerd is en er toch mee doorgaat (immoreel). Hoe laag kan een mens vallen?

En toch, en toch heeft Dolochow ook een menselijke kant, al vergeten we die uit gemakzucht. Vele honderden bladzijden eerder heeft Pierre Dolochow tijdens een duel verwondt (Dolochow had kwetsende suggestieve opmerkingen over Pierre's echtgenote gemaakt). Meer dood dan levend wordt hij naar huis gebracht, waar hij door zijn oude moeder en zuster verpleegt wordt. Hij blijkt voor hen zeer tedere gevoelens te hebben, die we niet kunnen rijmen met de manier waarop hij in de rest van het boek wordt voorgesteld. Voor Tolstoy blijft elk mens, hoe kwaadaardig hij ook is, iets menselijks in zich dragen.

dinsdag 21 september 2010

Perspectief

Inmiddels is mijn vorige blogbericht al meer dan een maand oud; en al heb ik in tussentijd wel een beetje gelezen, toch slagen andere dingen er telkens weer in m'n tijd in beslag te nemen. Ik voel dus niet meer die enorme drang om voort te lezen die ik wel voelde tien jaar geleden. Bij een herlezing zal dat wel normaal zijn.

Ik sta momenteel op de drempel van hoofdstuk III van deel 2, op blz. 537 in het eerste volume van mijn editie. Na een hele tijd oorlog gehad te hebben is het de beurt aan de vrede: op het einde van hoofdstuk II kwam Nikolaj Rostov, in volle oorlogsstemming, van het slagveld plots terecht in het diplomatieke milieu waar de vrede van Tilsit werd voorbereid: de tsaar zou voortaan vriendschappelijk omgaan met Bonaparte, die nu steeds vaker Napoleon werd genoemd. De Franse vijand werd plots een bondgenoot, en Nikolaj heeft het erg moeilijk daar zo snel aan te wennen.

Bij het begin van de vorige paragraaf gebruikte ik een procédé dat Tolstoy regelmatig gebruikt, en dat me bij het aansnijden van hoofdstuk III bijzonder trof (ik moet toegeven dat het in mijn blogbericht véél minder effectief is). Tussen hoofdstuk II en hoofdstuk III maken we een sprong in de tijd, die Tolstoy overbrugt met een korte samenvatting van de politieke gebeurtenissen:
In 1808 begaf tsaar Alexander zich naar Erfurt voor een nieuwe ontmoeting met keizer Napoleon, en in de hoogste Petersburgse kringen werd veel gesproken over de grootsheid van deze plechtige ontmoeting.
Het hele jaar 1808 wordt in deze ene paragraaf samengebald: wie durft nu nog beweren dat Tolstoy langdradig is? Ik laat het aan u om de subtiliteiten, waarover ik het in het vorige bericht had, eruit te pikken. Waar het me om gaat is in dit geval echter het perspectief: nadat we bladzijdenlang in min of meer gewone tijd het verhaal volgden, ontstaat er nu plots een enorme versnelling: 1 jaar in 1 zin. Het veranderende perspectief wordt nog benadrukt door het expliciet vermelden van het jaartal, nog zo'n truukje dat Tolstoy wel vaker gebruikt om aan te geven dat het verhaal op een ander niveau getild wordt. Verderop in het boek zullen we een nog extremere verschuiving van het perspectief ontmoeten: van menselijk verhaal naar historisch verhaal naar filosofisch essay; dat zijn de beroemde longueurs waar zoveel misverstanden over bestaan.

Maar zover zijn we nog niet, eerst moet het vredesverdrag nog gevierd, en - uiteraard - terug verbroken worden, zodat Napoleon met zijn Grande armée kan optrekken tegen het machtige Rusland.

*
*         *

maandag 2 augustus 2010

Vakantie in Oostenrijk?

Wat me zo boeit aan Tolstoy - ik zei het al eerder, geloof ik - is de immense subtiliteit in z'n schrijven. Wanneer Tolstoy z'n lezers iets wil meegeven, dan zorgt hij dat ze dat zelf ontdekken. Tenminste, als ze de juiste antennes hebben om het op te pikken. Ik betwijfel of ik die 10 jaar geleden al had, eigenlijk.

Vandaag wil ik een voorbeeldje geven van die subtiliteit. Met hoofdstuk II zijn we in de oorlog beland; maar ook in Oostenrijk. We zitten namelijk in de zogenaamde Derde Coalitie: Napoleon had zichzelf even daarvoor tot keizer gekroond, en daarmee elke democratische schijn die hij daarvoor nog ophield afgeworpen. Werd hij voorheen door de grote mogendheden gezien als een bedreiging van de stabiliteit van Europa, nu werd hij een regelrecht gevaar van de integriteit van de nationale staten. Nadat Groot-Brittannië Napoleon op zee versloeg (Trafalgar!) trok de keizer met het beroemde Grande Armée op tegen Oostenrijk. Bij Ulm werd de Oostenrijkse generaal Mack in de pan gehakt, en het Russische leger had nu geen andere keus meer dan terug te trekken om Wenen te verdedigen. Daar staan we in het verhaal.

U ziet, het helpt om toch de historische achtergronden wat te volgen. Tolstoy geeft daar heel veel van mee, en de geschiedenis van de Napoleontische oorlogen zou parate kennis moeten zijn voor elke Europeaan, maar in geval van nood kan Wikipedia een aardige hulplijn vormen.

De subtiliteit waar ik het in het begin van deze bijdrage over had, wil ik illustreren met een kort fragment. We zijn met het Russische leger ordelijk aan het terugtrekken naar Wenen, en we komen aan de stad Enns waar een brug ligt over de rivier, die ook de Enns heet en verderop in de Donau uitmondt. Oorlog & Vrede kan ook een beetje als een reisgids beschouwd worden.
Het was een warme en regenachtige herfstdag. Het wijde vergezicht dat zich ontvouwde vanaf de hoogte waarop de Russische batterijen stonden die de brug moesten verdedigen, werd plotseling verhuld door een mousselinen gordijn van schuine regen, om zich daarna ineens weer te openen, en in het zonlicht kon men zelfs in de verte voorwerpen zien glanzen alsof ze met lak bedekt waren. In de diepte was een stadje te zien met witte huizen en rode daken, met een kerk en met een brug aan weerszijden waarvan de Russische troepen in drommen marcheerden. Bij een kromming van de Donau waren schepen te zien, een eiland en een kasteel met een park, omgeven door het water van de Donau en de op deze plaats erin uitmondende Enns. Men zag de rotsachtige, met dennenbos overdekte linkeroever van de Donau tegen een geheimzinnige verte van groene toppen en blauwachtig-schemerende kloven. Men zag de torens van een klooster die uit een wild, schijnbaar ongerept dennenbos oprezen, en meer naar voren op de berg aan de zijde van de Enns waren de patrouilles van de vijand te zien.
Krijgt u ook zo'n schokje als u, op het einde van de uitgebreide natuurbeschrijving, plots de vijand ziet opduiken? Het hele tafereel ademt een gespannen rust uit: er is het contrast tussen de natuur en het optrekkende, maar al bij al ordelijke leger; en plots zijn daar die vijandige patrouilles die als derde speler tussenkomen. De patrouilles zijn duidelijk geen verrassing voor de Russen: die hebben hen al een tijdje in de gaten. Maar voor de lezer komt het als een kleine verrassing. Dat is Tolstoy's meesterschap. Heerlijk toch!

*
* *

donderdag 29 juli 2010

Het ware Rusland?

U dacht dat ik het had opgegeven, niet? Ik geef toe, het is niet eenvoudig om over je leeservaringen te schrijven. En ook het lezen, dat wil wel eens stokken: er zijn nog zoveel andere dingen te doen. Maar opgeven? Nee, daarvoor is Tolstoy te machtig.

En het gaat razendsnel; het is natuurlijk niet de bedoeling dat ik de hele roman op deze blog ga navertellen, maar toch moet ik mezelf een beetje situeren in het verhaal. Ik sta nu, na 143 bladzijden, aan de poort van hoofdstuk II. Die hoofdstukken zijn gelukkig verder onderverdeeld in paragrafen, scènes zo je wil, en daarvan heb ik er nu 25 achter de rug. In die scènes is heel wat gebeurd en hebben we nu alle belangrijke spelers ontmoet. Over Pierre Bezoechov had ik het al. We kwamen ook Andrej Bolkonski tegen, die de held zou zijn geweest als Oorlog & Vrede een pulproman was geweest; in de film (die van King Vidor dan) is hij dat ook: de gladgeschoren Mel Ferrer. Maar Tolstoy haalt dat meteen onderuit: Andrej bekent aan Pierre dat hij ongelukkig gehuwd is - hoewel de buitenwereld in de wolken is van zijn zwangere echtgenote Liza. We zullen merken dat ook Andrejs militaire carrière, hoewel succesvol, hem niet gelukkig maakt.

En dan is er de familie Rostov. Ook met hen zullen we 1600 bladzijden lang te maken krijgen. Tolstoy is niet alleen meesterlijk in het portretteren van karakters, met de familie Rostov slaagt hij erin een bijzonder complex familieportret te schetsen. Dit is een familie om van te houden, ook al is ze duidelijk verre van perfect. En dat is misschien al de eerste les die Tolstoy ons in dit boek voorhoudt: niets is perfect, maar dat is geen reden om niet gelukkig te zijn. Graaf Rostov kan zijn geld niet beheren, de gravin heeft tal van kleine kantjes, en hun kinderen zijn stuurs, naïef, kleingeestig of arrogant. Maar Tolstoy minacht niemand, en dat maakt het zo bijzonder.

Wat gebeurt er verder? O ja, de oude graaf Bezoechov sterft, en maakt zijn bastaardzoon Pierre tot enige wettige erfgenaam. Andrej brengt zijn vrouw, die hoogzwanger is, naar het familiedomein ver buiten de stad waar ze eenzaam zal worden achtergelaten in de handen van haar schoonvader - streng en niet tot liefde in staat - en haar schoonzus - geterroriseerd door haar vader en fanatiek religieus. Zelf vertrekt hij naar de oorlog, want die staat nu echt voor de deur...

*
*           *

woensdag 7 juli 2010

Eh bien, de opening

Oorlog & Vrede, een meesterwerk, nee hét meesterwerk van de Russische literatuur, begint in het Frans. En niet, zoals bij dat andere Russische monument, Evgeni Onegin, gewoon met een Frans citaat als motto, nee, met een hele dialoog in het Frans. Zou een Frans boek ooit met een Russische dialoog beginnen? Het is erg twijfelachtig.

Het is ook geen erg vlot lopende zin, die openingszin. Dat Tolstoy wel degelijk openingszinnen van formaat kon schrijven, bewijst zijn andere meesterwerk Anna Karenina. 'Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.' Die heeft ongeveer dezelfde status als, bijvoorbeeld, 'It is a truth universally acknowledged, that a single man in possession of a good fortune must be in want of a wife.' (Pride & Prejudice, moest u nog twijfelen).

Maar de openingszin -het is eigenlijk niet echt een zin, de dame die hem uitspreekt ratelt maar wat aan elkaar- is wél heel functioneel. We worden meteen het verhaal ingezogen, net als vorst Vasili, de man die aan de deur staat van Anna Pavlovna en deze woordenbrij over zich heen krijgt:
- Eh bien, mon prince, Gênes et Lucques ne sont plus que des apanages, landgoederen, de la famille Buonaparte. Non, je vous préviens que si vous ne me dites pas que nous avons la guerre, si vous vous permettez encore de pallier toutes les infamies, toutes les atrocités de cet Antichrist (ma parole, j'y crois) - je ne vous connais plus, vous n'êtes plus mon ami, vous n'êtes plus mijn trouwe slaaf, comme vous dites. Maar wees welkom, wees welkom. Je vois que je vous fais peur, gaat u zitten en vertelt u eens.
Samen met vorst Vasili komen we zo de salon van Anna Pavlovna binnen, en is meteen de historische achtergrond geschetst (de Napoleontische oorlogen), én is de sfeer gezet. Het is de sfeer van de vroeg-negentiende eeuwse salons, waar de hypocrisie de hoogste deugd is. Een groot deel van de roman zal zich trouwens in die salons afspelen, dus het is belangrijk dat de lezer meteen de regels uitgelegd krijgt die hij daar moet volgen. Iedere aanwezige op zo'n salon speelt een rol, en is zich daarvan ook erg bewust. Tolstoy verwijst er regelmatig naar: al op pagina twee wordt van vorst Vasili gezegd dat hij 'met de regelmaat van een klok dingen zei waarvan hij niet eens wilde dat men ze geloofde.' De vorst spreekt ook 'altijd lijzig, als een acteur die een rol in een oud toneelstuk opzegt.'

Wie zijn rol duidelijk niet kent, is de jonge Pierre Bezoechov die ook op het feestje aankomt, na een lang verblijf in het buitenland. Hij verstoort de geoliede machine die zo'n salon is, waarbij de gastvrouw ervoor zorgt dat iedereen geamuseerd blijft door de discussie overal gaande te houden en in te grijpen wanneer ze uit de hand dreigt te lopen. Pierre, boordevol idealen, beseft niet dat de 'filosofen' die in het salon worden geserveerd (als waren het maaltijden) voor entertainment moeten zorgen, interessante ideeën waarover de belangrijke gasten uit de losse pols hun betweterige opmerkingen op kunnen loslaten. Pierre wil in discussie gaan, en Anna Pavlovna moet al haar vakkennis in stelling brengen om te voorkomen dat haar salon in chaos verzeilt.

Heeft Pierre in het salon geen duidelijke rol, in de roman heeft hij die wel: hij is de sleutelfiguur, de centrale spil, niet zozeer van de actie en de plot maar wel van de diepere inhoud van het boek. Pierre is de zoekende, de naïeve idealist; in het hypocriete salon is hij totaal gedesoriënteerd, maar ook in andere situaties zal hij zelden op zijn gemak zijn.

In dit eerste tableau van ongeveer 30 bladzijden lang hebben inmiddels een tiental personages de revue gepasseerd. De meerderheid zullen we later in het verhaal terug tegenkomen; niet voor niets heeft de editie die ik nu lees een lijst met de belangrijkste personen uit de romans, én bovendien een appendix met korte nota's over de historische personages. Ik had me voorgenomen om zelf ook een notaboekje aan te leggen over iedereen die ik tegenkom, maar misschien is het daarvoor nu, na amper 30 bladzijden, al te laat.

zondag 4 juli 2010

Herlezen, of niet herlezen?

Toen het boek uit was (we waren inmiddels 6 weken verder, 6 weken waarin ik vakantie had en toch vroeg opstond, speciaal om te kunnen lezen) begon het voor mij pas echt. Na Oorlog & Vrede ben ik opnieuw een echte lezer geworden, heb ik de draad opgepikt waar ik die op ongeveer 16-jarige leeftijd had laten liggen - de klassieke leeftijd waarop, volgens studies, bibliotheken hun jeugdige lezers verliezen. Sindsdien heb ik massa's boeken verslonden, spannende, leuke, diepzinnige, luchtige en zwaarwichtige, maar vooral veel 'klassiekers'. En sindsdien antwoord ik op de vraag naar m'n beste boek steeds met Oorlog & Vrede. Het boek heeft alles, het is een volledige wereld die erin wordt beschreven. Universeel. Net als de Negende symfonie van Ludwig van Beethoven, bijvoorbeeld.

Een paar maanden nadat het boek uit was (ik had inmiddels al drie of vier andere boeken verslonden) merkte ik dat ik er nog steeds mee bezig was: ik droeg het boek mee, dacht er voortdurend over na, of herinnerde me soms plots passages. Ik besefte dat ik nog niet klaar was met Oorlog & Vrede. Ik zou het moeten herlezen. Maar dat heeft zware gevolgen: als ik me opnieuw aan die 1200 bladzijden moet zetten, dan kan ik gedurende enkele maanden niets nieuws meer lezen, en er zijn nog zoveel andere klassiekers die ik ook allemaal wil lezen. Toen nam ik het wijze besluit om mezelf wel toe te laten om Oorlog & Vrede te herlezen, maar slechts éénmaal per tien jaar.

Die tien jaar zijn in 2010 dus om. En ik kijk er al sinds eind 2008 naar uit, om opnieuw te kunnen beginnen lezen. Ik besloot ook om een nieuw exemplaar te kopen (het vorige was trouwens niet van mij maar van m'n ouders), en dat eveneens elke 10 jaar te doen. In maart kocht ik in die fantastische Groene Waterman de prachtige uitgave in Van Oorschot's Russische Bibliotheek. Op de wikkel staat ongegeneerd te lezen: "complete tekst, 1652 pagina's" - want inderdaad, er is soms nogal gesnoeid in Tolstoy's tekst. Later daarover misschien meer op deze blog, waarin ik verslag zal uitbrengen van mijn herlezing.

Want het blijft spannend: hoeveel herinner ik me nog van het vorige boek? Vind ik het nog steeds zo goed als 10 jaar geleden? Lezen is een solitaire bezigheid, maar als je je leesplezier kan delen dan wordt het wel een groepsgebeuren. Misschien krijgen jullie gaandeweg ook wel zin om Oorlog & Vrede te gaan lezen, of een ander boek te (her)lezen en daarover te gaan vertellen? Dat zou mooi zijn, daar zou Tolstoy blij om zijn.

Ik ga eraan beginnen. Ik ga zodadelijk de plastic folie weghalen van m'n nieuwe exemplaar, waarvan de 2 volumes al sinds maart staan te wachten, en kennismaken met het boek. De bladeren voelen, kijken naar de letters, ruiken aan het papier.

*
*       *

Bij wijze van aanloop

In de zomer van het magische jaar 2000 legde ik de laatste hand aan mijn licentiaatsthesis (wat nu een masterscriptie heet). Als ik me niet vergis was de deadline 4 augustus; in tweede zit dus, maar dat was voor een thesis vrij normaal. De race om die deadline te halen was, zoals meestal, slopend: schrijven, schrappen, herschrijven; prentjes toevoegen; computers die vastlopen; prentjes er terug uit; alles afdrukken; prentjes apart afdrukken en tussenvoegen; het geheel netjes laten inbinden; en dan, net op tijd, alles afgeven op het secretariaat aan de Blandijnberg in Gent.

Terug thuis heb ik eerst een tijdje liggen suffen. Maar al snel kreeg ik zin om wat te gaan lezen. Vier jaar lang had ik vooral gelezen omdat het moest: cursussen, boeken en artikels, de ene keer al wat moeilijker dan de andere, soms interessant maar meestal niet, en bijna nooit spannend. Ik herinnerde me dat ik vroeger heel veel las. De parochiebibliotheek om de hoek was de eerste bron, daar vond ik de boekjes van Pietje Puk zo leuk. Later gingen we naar de openbare bibliotheek, waar ik bewerkingen vor de jeugd van De drie musketiers en Robinson Crusoe ontdekte. Echte avonturenverhalen, heel spannend. En nog later, de schoolbibliotheek, met echte jeugdliteratuur van Jan Terlouw en Tonke Dragt enzovoort, maar ook al echte volwassen literatuur. Ik weet niet meer wat ik toen allemaal gelezen heb. Maar ik herinnerde me, op die zomerdag in 2000, dat ik vroeger heel graag las, dat ik het geweldig vond om in een boek te kruipen en alles om me heen te vergeten. En dat gevoel wou ik terugvinden.

Ik ging voor de boekenkast staan, en kreeg het dikste en zwaarste boek in het oog: Oorlog & Vrede, van Leo Tolstoy. Een klassieker. Dé klassieker, zou je zelfs kunnen zeggen. Ik nam het boek in handen. De pagina's waren flinterdun, de tekst was gezet in een klein corps. Het rook ook een beetje vreemd, zoals de meeste boeken die in de jaren '70 zijn gedrukt. Ik drukte het aan m'n hart, ging in de tuin zitten, en kwam terecht in het Rusland van de negentiende eeuw.

*
*       *